Het nut van filosofie voor het mobiliteitsbeleid - column Hans Peter Benschop
Hans Peter: 'Rond 1990 kwam ik in de wereld van de mobiliteit terecht: bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op de Plesmanweg in Den Haag. Het was de tijd van het SVV2 (Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer): locatiebeleid, masterplan fiets, campagnes als ‘De auto kan best een dagje zonder u’, stadsdistributiecentra – en bij velen de wens tot prijsbeleid: er moest een nieuwe balans tussen bereikbaarheid en leefbaarheid gezocht worden.
Lange tijd deed ik heel andere dingen, maar eind 2018 trok de wereld van mobiliteit me weer, ditmaal bij het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op de Rijnstraat in Den Haag. En wat schetst mijn verbazing: behalve naam en gebouw was er vrijwel niets veranderd! Nog steeds fietsbeleid, nog steeds vrachthubs rond de steden en het geloof in multimodaliteit – en bij velen nog steeds de wens tot prijsbeleid.
Op zich is er niets mis met continuïteit. Als iets werkt, waarom zou je dan dingen veranderen? Maar als we verkeerskundigen mogen geloven, is dat niet de situatie. Nog steeds waarschuwen zij voor verkeersinfarcten, nog steeds staat mobiliteit op gespannen voet met het milieu, zoals recent de kwesties rond PAS en PFAS weer illustreren. Ons beleid is blijkbaar niet in staat om beoogde doelstellingen te realiseren. Moeten we die doelen zelf dan niet eens analyseren? Zijn we wel precies genoeg? Streven we de goede dingen na? Ik beloof geen gouden bergen of silver bullets bij zo’n filosofische analyse. Maar ik zie wel kansen om de denkruimte te vergroten.
Termen als bereikbaarheid en leefbaarheid zijn fundamenteel in ons beleid, maar ze zijn tegelijk best abstract. Het beleid werkt ze op één manier uit, bijvoorbeeld in voertuigverliesuren of knelpunten op het hoofdwegennet. Maar is dat wel de bereikbaarheid die belangrijk is? Coen Simon, één van de sprekers op de komende bijeenkomst ‘Mobility Meets Philosophy’, onderscheidt drie verschillende soorten bereikbaarheid. Hij komt tot de conclusie dat de verbinding tussen regio’s soms eerder tot stand komt door datgene wat mensen over elkaar vertellen dan door infrastructuur. Verhalen in plaats van asfalt om de bereikbaarheid te verbeteren: het is even wennen. Of je het nu eens bent met hem of niet, het verruimt in ieder geval het denken over ons beleidsinstrumentarium. Jan Hendrik Bakker verruilt ‘mobiliteit’ als de weg van A naar B voor een rijk concept van ‘verplaatsing’ , waarbij niet alleen de reis – maar ook de reiziger en de omgeving worden bekeken. Ook nu geldt weer: op het moment dat je meer factoren in de analyse meeneemt, is dat tegelijk een verruiming van de aangrijpingspunten voor beleid.
Dit zijn slechts twee voorbeelden. Het lijkt me goed om, breder, de basisbegrippen van ons mobiliteitsbeleid met behulp van de filosofie eens tegen het licht te houden. Niet om onszelf te kastijden of in abstractie te blijven hangen, maar om eens andere invalshoeken uit te proberen. Dat is de reden dat ik uitkijk naar Mobility Meets Philosophy’ op 22 november.'